Verdediging
HET OUTFIELD
Terwijl het infield aan het oefenen is, worden de outfielders in paren geplaatst met een groep aan de linkerlijn en de anderen in het middenveld en aan de rechterlijn van het outfield. Hoge ballen gooien en ook grondballen verwerken. De nadruk ligt op het achter de bal komen, het lichaam naar de bal toe brengen, de bal tot in de handschoen volgen en altijd met 2 handen vangen. Bij hoge ballen moet je vangen op hoofdhoogte, met de handschoenvingers naar boven en de palm naar buiten. Andere belangrijke punten:
Kom van achter uit het veld naar de bal toe.
Het moeilijkste voor een outfielder is om een bal te vangen die boven zijn hoofd geslagen wordt, zelfs voor een hoofdklasser. Een getalenteerde speler kan men leren een hoge bal zo te beoordelen, dat hij hem vangt terwijl hij naar voren komt, om zodoende gebruik te maken van de voorwaartse kracht bij het gooien. Deze kunst gaat vaak de vaardigheid van een kind te boven.
Raak met de rechterknie de grond als ballen gefield moeten worden.
Voor de linkshandige spelers uiteraard de linkerknie. Zelfs met lopers op het honk is het belangrijkste voor een outfielder, er voor te zorgen dat de bal er niet door komt. Bij jeugdhonkbal is het zo, dat een doorgeschoten bal in het outfield resulteert in meerdere extra honken voor de honklopers. Kinderen noemen dit een home-run. Zoals later nog besproken zal worden in het hoofdstuk over strategie, zijn de meeste verliezen te wijten aan lange innings, die door fouten tot stand zijn gekomen.
Neem eerst een stap naar voren, gooi dan.
Het is net zo belangrijk om de bal snel naar het infield te gooien als de kracht van zijn gooiarm. Een outfielder mag nooit de bal vast houden of net doen alsof hij gaat gooien, of met de bal naar het infield rennen. De een-stap aangooi, er voor zorgend om de bal zo snel mogelijk kwijt te raken, is essentieel. De meeste kinderen zullen hun eigen pasjes ontwikkelen, die aan deze een-stap pas vooraf gaan en die evenwicht aan de worp meegeven.
Beweeg met elke pitch mee
Een outfielder houdt zijn aandacht erbij, door bij elke pitch even op de ballen van zijn voeten te gaan staan. Hij moet leren voorover te leunen en lichtelijk naar links te bewegen, indien de pitch naar de buitenkant van de thuisplaat gaat en naar rechts als de pitch boven de thuisplaat is. Hij moet een teken krijgen van de korte stop f van de 2e honkman als de pitcher de bal gaat gooien, anders dan met de normale snelheid. Hij moet er zich van bewust zijn dat een rechtshandige slagman de bal naar het 3e honk zal slaan, indien de pitch boven de plaat was of een pitch die met normale snelheid geworpen was. Deze leunende beweging op de ballen van de voeten geeft outfielders een voorsprong op de bal, d.w.z. door zich te bewegen in de richting, die het meest waarschijnlijk is, zelfs al voordat de bal geraakt is.
Houdt alle worpen laag.
Dit is vooral belangrijk als men naar de thuisplaat gooit, welke met een stuitbeweging moet aankomen. Hooggebogen aangooien zijn geneigd fout te gaan en missen de aansluiting met de relay-man en de cut-off-man.