Clinics

Drills & Skills

 

Four Score Multiple Drills

Met deze oefening voor gezamenlijke verdediging dekt men in relatief korte tijd de meeste situaties. Met 7 buitenvelders, drie catchers en telkens 2 spelers op iedere binnenveld positie kan men de oefening in ongeveer 40 minuten doorlopen. Pitchers kunnen in de 5e oefening ingezet worden. Wil men deze oefening als basis bijvoorbeeld voor regelmatig bestandsdeel van een verdedigingstraining gebruiken, dan moet eenmaal per week het gezamenlijke programma voltooid worden, in twee verdere trainingseenheden, de ene week voert men de eerste helft uit (oefening 1-3) en de andere week de tweede helft (oefening 4-6). 

Start:

Warming up: de binnenvelders krijgen van een fungo slagman ongeveer 5 minuten lang grondballen naar zich toe geslagen. De buitenvelders gaan in het middenveld daar slaat men hoge ballen heen.

waupdrill

Oefening 1 (bij plaatje drill 1)

  • De buitenvelders zijn in het middenveld en krijgen vanuit het linksveld van een fungo slagman grondballen en hoge ballen geslagen, die ze vangen en via de korte stop naar het derde honk gooien.
  • De andere korte stop blijft op zijn positie en traint routine nullen op het eerste honk. De beide korte stoppen wisselen op de helft van de oefening.
  • De catcher field stootslagen die hij zelf naar zich toe rolt en dan naar het tweede honk gooit. De tweede honkman simuleert een 1-3 dubbel steal, komt de worp van de catcher tegemoet, onderschept de bal en gooit hem door naar de thuisplaat.
  • De tweede eerste honkman field de door een fungo slagman geslagen grondballen, ook hij wisselt op de helft van de oefening met de andere eerste honkman die de ballen van de korte stop vangt.
 dril1

Oefening 2 (bij plaatje drill 2)

  • (1)   De buitenvelders vangen nu hoge ballen in het linksveld en gooien hem direct naar het tweede honk.
  • (2)   De catcher field weer stootslagen die hij zelf voor zich uitrolt en gooit nu naar het derde honk, die hij volgens het 2-5-3 dubbel spel richting het eerste honk verder gooit. De bal wordt al door de eerste honkman gevangen, die in de buurt van de heuvel staat (een scherm gebruiken)
  • (3)   De tweede honkmannen fielden de door de fungo slagman geslagen grondballen en gooien die naar het eerste honk.
 
 drill6

Oefening 3 (bij plaatje drill 3) 

  • De buitenvelders staan nu in het rechtsveld en gooien de naar hen toe geslagen ballen nu van daaruit naar het tweede honk.
  • De korte stoppen spelen “in”, fielden grondballen en gooien naar de thuisplaat (zoals met een honkloper op het derde honk).
  • De catcher vangt de ballen van de korte stop en gooit (home to first double play) naar de eerste honkman die halverwege de eerste honk lijn staat (scherm gebruiken).
  • De derde honkmannen fielden grondballen en gooien die naar het eerste honk.
 drill3

Oefening 4 (bij plaatje drill 4) 

  • De buitenvelders blijven in het rechts veld, maar ze gooien nu naar de korte stop die relay staat voor het derde honk.
  • Een fungo slagman slaat grondballen naar de eerste honkman die “in” speelt en naar de catcher gooit.
  • De catcher maakt weer het home to first double play, waarbij de twee tweede honkmannen hem op het eerste honk vangen ( zoals bij een stootslag defensie).
 

drill4

 

 

 


 

Field and Condition/ catch and condition drill

Deze oefening lijkt op de tweede versie van oefening 2 – alleen hier staat alleen het conditieaspect op de voorgrond (geschikt voor intervalmethoden), waarom hij het eerst doorgevoerd moet worden, omdat de techniek van de spelers goed beheerst word. Deze oefening word in groepen van vier spelers uitgevoerd. X1 en X2 hebben ieder een bal en staan ongeveer 10 à 30 meter van elkaar verwijderd. (hoe groter de afstand hoe inspannender de oefening.) terwijl X3 en X4 tegenover staan.

 

Versie a:

X1 en X2 rollen tegelijkertijd een bal naar de persoon die tegenover staat, deze fielden de bal en gooien hem terug naar de rollers. Nadat de bal is teruggegooid wisselen X3 en X4 van plaats ze staan dan tegenover een andere roller die de bal al heeft gerold ondertussen enz.

X1 en X2 bepalen het tempo van de oefening en ze moeten altijd zo rollen dat de fielders zich moeten inspannen om de bal te kunnen pakken maar ze moeten wel de kans krijgen om achter de bal te komen. De leider van de oefening moet er op letten dat de fielders wel goed blijven fielden ( geen backhand of forehand) om minder te hoeven lopen. Bij gevorderde spelers versnelt men de oefening en keurt men de backhand en de forehand ook goed.


oef19

 

Versie b:

In plaats van grondballen worden er hoge ballen gegooid, waarbij de hoogte en afstand zo uitgemeten moeten zijn dat de speler genoeg tijd heeft om goed onder de bal te kunnen komen. Bij deze versie moet de fielder duidelijk meer tijd krijgen, daarvoor zijn de afstanden ook groter gemaakt.

 

 Algemeen:

Een belastingsinterval mag minstens 30 seconden en niet langer dan twee minuten duren. Door voortdurende rollen wissel van de spelers ontstaan natuurlijke herhalingspauzen.

Tip:

Aan iedere roller worden twee ballen gegeven zodat als er een fout word gemaakt (een doorgeschoten bal) de oefening niet meteen ophoudt en dat de oefening zonder onderbrekingen verder kan gaan.

 

 


Fielding in motion.

Ook hier staat het conditieaspect op de voorgrond.(daarom pas doorvoeren als de techniek beheerst word)

De oefening is geschikt voor intervalmethoden en kan zeer intensief bedreven worden.

De fielders moeten hierbij grondballen van meerdere rollers na elkaar fielden en naar de roller waarvan hij de bal krijgt teruggooien, waarbij de afstand steeds kleiner word. Het beste lukt de oefening als er een gelijk aantal van rollers en fielders is. De fielders leggen een fielding parcours af, enige doorgangen (bv. 4x) zonder pauze. Dan wisselt de fielder met de roller en behouden daarmee hun herhalingspauze.

oef20 

 

 

 


Goallie Drill.

Een fielder staat tussen twee begrenzingen ( bv. Twee petten die op de grond liggen) die een gebied markeren, die hij verdedigen moet. Tegenover hem staat een speler met een bal, die probeert de bal voorbij de fielder zijn gebied te krijgen. (bij zeer gevorderde spelers kan eventueel de bal worden geslagen met een fungo) Hoe groter het gebied des te verder verwijderd moet ook de speler met de bal zijn.

oef21 

Variatie:

Bij deze variatie worden twee teams van 3 à 4 spelers gemaakt. Ieder teams verdedigd een gebied die ongeveer 8-10 meter van elkaar af liggen. Een speler van het team A heeft de bal en rolt hem op het gebied van de tegenstander, dan word (hopelijk) de bal door de tegenstanders gefield en weer teruggerold op het gebied van A, dat ondertussen met twee spelers van team A bezet is enz…

 


Head Drill.

Doel van deze oefening is om bij de swing een mogelijke bewegingsloos hoofd van de slagman te trainen evenals aan het visuele volgen van de bal tot in de slagzone te werken.Daarvoor knielt de trainer of een speler ongeveer 1 meter langs de thuisplaat en de slagman gaat in zijn gewone slagpositie staan, maar dan zonder knuppel. Terwijl de slagman technische zuivere droogswings in originele snelheid uitvoert, beweegt de knielende partner zijn tot een vuist gebalde hand precies op het juiste tijdpunt door de slagzone, waarbij hij direct over bijvoorbeeld kort voor de thuisplaat (moment voor het balkontact) kort een, twee of drie vingers laat zien. De slagman heeft de opdracht nog terwijl hij swingt het aantal vingers luid te roepen- hij is dan wel gedwongen de hand (bal) te volgen tot het punt van contact en het hoofd naar binnen te houden.

normal 

 

 

 


Two side pepper.

Bij beginners, als er geen hek of net in de buurt is kan men zich ook met de volgende versie behelpen om de oefeningsstroom te behouden. De slagman heeft voor zich en achter zich een of twee tossers, valt er een bal weg of slaat hij hem te ver dan draait hij zich 180 graden en krijgt hij van de andere kant een bal, terwijl de andere gehaald word. Dit spaart tijd en houdt de oefening ook bij slagonzekere deelnemers in gang.

oef23 

 

 


Sliding Drill 4.

Hier nog een voorbeeld voor gevorderde slidingtraining, welk maar veronderstelt, dat de spelers de slidings techniek echt goed beheersen. De coach legt, idealerwijze op een dag als het gras wat vochtig is, in het buitenveld met losse honken een binnenveld uit. Op het gravel van het binnenveld kun je beter niet sliden om wonden aan handen en enkels te voorkomen.

Variatie 1:

Een pitcher staat in start positie op de heuvel en maakt ‘deliveries’ zonder bal. Een eerste honkman neemt zijn positie in, op ieder honk staat een loper, de overgebleven spelers staan in een rij bij de thuisplaat. De lopers (allemaal met een helm) doen op de worp het volgende:

  • de loper bij de thuisplaat loopt naar het eerste honk, waarbij de eerste honkman een aangooi op het eerste honk simuleert zodat de loper met een sliding reageert om de tikbeweging van de eerste honkman te ontwijken.
  • De loper op het eerste honk steelt het tweede honk waar hij een pop up sliding maakt.
  • De loper op het tweede honk steelt het derde honk met een head first sliding.
  • De loper op het derde honk steelt de thuisplaat met een hook slide, daarna sluit hij zich weer aan bij de rij die staat te wachten bij de thuisplaat.

Er moeten in totaal minstens acht lopers zijn, dan kan iedere spelerna zijn vier sprints een kleine pauze nuttigen. Bij zeer gevorderde spelers kan men deze oefening daardoor nog iets realistischer maken, dan moet op ieder honk een honkman staan, de pitcher een bal geeft en hem ook pick offs laat maken. Hierbij moet echter geen harde bal gebruikt worden (vanwege verwonding gevaar bij het stelen van de thuisplaat en de pick offs).

 

sldrill4 

Variatie 2:

Deze variatie is een sprint oefening en word door afzonderlijke lopers uitgevoerd. De coach heeft een stopwatch en geeft de lopers een startcommando bij de thuisplaat. De lopers doen net of er bij elk honk een ‘overthrow’ is. Hij sprint naar het eerste honk en ‘ziet’ een overthrow, hij loopt zo snel mogelijk door naar het tweede honk en ‘ziet’ daar weer een overthrow en rent zo snel mogelijk naar het derde honk die hij met een head first bereikt, de coach roept hem nogmaals ‘overthrow’ of ‘go’ toe en de loper rent naar de thuisplaat waar hij een ‘backdoor’ sliding maakt. De coach stopt de totaaltijd voor iedere speler.

Het regelmatig herhalen van deze oefening zorgt ervoor dat de lopers veel agressiever en zelfbewuster op de honken worden en ze kunnen beter de fouten van de tegenpartij benutten.

Verwijzing naar schets:

Voor betere oriëntering worden de oefeningen hier in het binnenveld getekend, in werkelijkheid moeten hiervoor echter in buitenveld een binnenveld van losse honken uitgelegd worden.

 blz76drill3

Second Base Fly Ball Drills.

De spelers trainen bij deze oefening als honkloper op het tweede honk het goed reageren op hoge ballen en op honkslagen.

Start:        

  • vier of vijf spelers stellen zich op als honklopers op het tweede honk en nemen een normale ‘Lead’.
  • Twee of drie buitenvelders staan op hun positie, een ‘shagger’ krijgt de bal terug van het buitenvelder.
  • Een coach of een fungo slagman slaat hoge ballen in het buitenveld of honkslagen vanuit de omgeving van de heuvel.
  • Bij ballen in linksveld of midveld nemen de lopers zoveel afstand van het honk die de verdediging toelaat. Word de bal gevangen, keren ze terug op het honk, valt de bal of maakt het buitenveld een fout dan lopen ze naar het derde honk door. De lopers moeten zich meteen omdraaien en met het gezicht naar het buitenveld gaan staan, zodra de bal geslagen word. Betrekt men ook honkslagen in het rechtsveld in deze oefening, dan laat men de loper in de regel een ‘Tag up Play’ proberen.

normal 

Variatie:

 De loper staan op het eerste honk en reageren op fungo’s , die in het buitenveld geslagen worden (net als hierboven).

 

 


Reacting To Batted Balls Drill.

Bij deze honkloop oefening, die gelijktijdig ook een goede verdediging oefening, hiervoor heb je een volledig defense team nodig (de pitcher simuleert deleveries, waarmee de lopers de mogelijkheid hebben hun lead goed te timen) en minstens vier honklopers, die- op het eerste honk beginnend- op hun reactie op geslagen ballen trainen. De coach slaat naar een, in verhouding realistisch tijdpunt (op de gesimuleerde pitch) fungo’s in het veld, en wel afwisselend infield grondballen, honkslagen, twee honkslagen, hoge ballen enz. De lopers reageren passend, terwijl de verdediging de nodige speelzetten maakt. Wanneer de lopers de thuisplaat hebben bereikt (bv. Uit word gemaakt) gaat hij weer terug naar het eerste honk. Na enige rondjes gaan de lopers het veld in en worden ze door andere spelers afgewisseld.

 

Regels voor de honkloper: Wanneer meteen naar het derde honk doorlopen?

  • Bij honkslagen (singles) in het linksveld is er bijna geen mogelijkheid om van het eerste honk naar het derde honk te lopen zolang de buitenvelder geen fouten maakt. Omdat de situatie voor de loper afspeelt heeft hij hier geen problemen, zijn kansen zelf in te schatten en goed te reageren.
  • Bij honkslagen in het rechtsveld moeten de lopers over hun rechter schouder kijken zodra hij het tweede honk nadert. Ziet hij dat de buitenvelder de bal al heeft gefield of op het punt staat dit te doen, dan moet hij het honk ronden en dan meteen teruggaan. Is de buitenvelder nog niet toe aan het fielden van de bal, dan moet hij volle snelheid behouden en meteen naar het derde honk doorlopen, omdat het dan zeer onwaarschijnlijk is dat de verdediging hem nog uit zal maken. In de wedstrijd zal de coach natuurlijk aanwijzingen geven, het is natuurlijk altijd handig als de lopers leren situaties zelf in te schatten en goed erop te reageren.

Bij de beslissing of er verder gelopen moet worden werken natuurlijk veel factoren mee:

Hoeveel nullen zijn er? Men moet niet de derde nul op het derde honk maken omdat men op het tweede honk al in scorings positie is. Vanwege dezelfde argumenten is het onverstandig om de eerste nul van de inning op het derde honk te maken omdat men dan de kans op een goede inning sterk verkleint. Wat voor een arm heeft de rechtsvelder?  Hoe belangrijk is de run? Hoe hard werd de bal geslagen? Hoe snel loopt de rechtsvelder naar de bal? Was de bal direct naar de fielder geslagen of naar een kant enz,

blz77drill4 

 


 Instant Double Steal Drill.

Hier worden de beide speciaal situaties getraind, waarbij zich een loper op het tweede respectievelijk derde honk bevindt en de slagman door een drie slag doorgeschoten bal op het eerste honk komt. Voorziet de coach deze situatie en geeft zijn offensive team dienovereenkomstige teken, probeer het volgende: de slagman/loper start in dit geval meteen door naar het tweede honk en probeert de catcher –zoals bij een normale 1-3 situatie- te verrassen en hem eventueel tot een ongecontroleerde aangooi naar het tweede honk te verleiden zodat de andere loper kan scoren.

Start:

  • Een volledig binnenveld, een loper op het tweede honk en/of het derde honk evenals een slagman zijn nodig.
  • De pitcher gooit de bal voorbij de catcher (wilde worp of doorgeschoten bal).
  • De slagman loopt naar het eerste honk en luistert naar de aanwijzingen van de coach die op het eerste honk staat, die hem doorstuurt naar het tweede honk, desnoods laat de loper zich in een insluitactie brengen.
  • De loper op het tweede honk loopt agressief naar het derde honk en rent naar de thuisplaat als de catcher naar het tweede honk gooit.
  • De slagman/loper blijft daarna op het tweede honk en een andere speler gaat slaan.
oef15 

Variatie:

Met een loper op het derde honk kan dit spel ook bij een regelmatige loop (walk) geprobeerd worden. De slagman/loper gaat in dit geval meteen door naar het tweede honk en probeert de catcher tot een ongecontroleerde aangooi te verleiden en dan probeert de andere speler te scoren.

 


Six Step Curveball Drill.

Om een goede, scherp naar onder brekende curveball te bereiken , moet de pitcher ten eerste een goede rotatie ontwikkelen. Met de volgende oefeningen moet hij aan deze 12 na 6 uur rotatie werken.

baseball_rotation  

(1) Snap Drill:

Hier flipt de speler de bal slechts met de duim, wijs- en middelvinger recht naar boven in de lucht en produceert een exacte 12 tot 6 uur voorwaartse rotatie. De beweging is hetzelfde als bij het knippen van de vingers (duim en middelvinger) en men moet ook een knipgeluid horen. De speler heeft de bal met duim en middelvinger (curve bal grip) voor zich en knipt de bal waarbij hij zoveel mogelijk rotatie als kan produceert. Een speler kan en moet deze oefening probleemloos op elk tijdstip van de dag en overal kunnen uitvoeren (bv. Voor de tv) om een goed balgevoel te krijgen en om aan een scherpe rotatie te werken. Totdat de pitcher dit niet goed beheerst, mag men in de curveball training niet verdergaan, omdat van deze eindfase van de beweging de rotatie van de bal afhangt –zowel de veelvuldigheid van de balomdraaiingen als de richting van de rotatie. Heeft de pitcher hiermee moeilijkheden, dan zal de curvebal ook niet de gewenste weg afleggen.

 

(2) 10 Yard Flip:

Bij deze oefening flipt de speler (met de bovenstaande techniek) de bal naar een speler die ongeveer 10 meter van hem vandaan staat. De bal moet in een lichte boog vliegen en een dichte voorwaartse rotatie hebben.

 

(3) Tennisball Can Drill:

Met een leren tennisbal-houder trainen de spelers de voorwaartse rotatie alleen uit de release positie. Met de arm in de release positie (de ellebogen zijn minstens op schouderhoogte) heeft de speler een einde van de cilinderachtige houder, zoals een bal in de hand (curveball grip) en gooit naar zijn partner, zo dat de houder voorwaarts (en in de verticale houding blijvend) roteert.

 

(4) ,,In die Tonne”-Drill:

De pitcher staat in de power-positie ongeveer 10-15 meter van een regenton vandaan en probeert ballen met een scherpe curveball rotatie in de ton te gooien. In de zaal kan men hiervoor ook een kast gebruiken, bij de kast is het laatste deel omgedraaid. Kan men geen ton krijgen dan plaats je de pitcher voor een partner die het doel steeds afwisselt, indien de vanghandschoen is omgedraaid –naar boven open als een bord- voor zich houden.

Variatie:

Nog moeilijker is de oefening als men een ongeveer twee meter hoog scherm ca. drie meter voor de ton neerzet. De pitcher moet nu uit ongeveer tien meter afstand (van het scherm) over het scherm in de ton gooien. Hiervoor moet de pitcher een beetje minder hard gooien (lichtere bogen) en maximale spin produceren.

 

(5) Full Arm Action:

Nu gooit de pitcher de bal met de volledige armbeweging. Uit de ‘sidestance’ (lijkend op de stretch) begint hij de lange armbeweging naar achter. Eerst als de arm in de release point zone komt, verandert de armbeweging in vergelijk met de fastball. De coach let hier vooral op de twee meest gemaakte fouten: het omknikken van de pols (,,Wrapping the Curve Ball”) en het ,,Cocking” (te vroeg naar beneden gaan van de ellebogen, ook short arming genoemd).

 

(6) ,,In die Tonne” auf volle pitching-distanz”:

Net als bij nummer 4 probeert hier weer de bal in de ton te gooien. Nu staat hij alleen 15-18 meter verwijdert en hij voert de gehele armbeweging uit.

 

Variatie:

De pitcher staat met de voorste voet op een omgedraaide emmer of een stoel. Deze dwingt hem de arm bij de release boven te houden en zich groot te maken (staying on top of the ball).

 

 


Multiple Double Play and Across the Infield Drill.

De vier infielders trainen intensief dubbelspelen op het tweede honk evenals het fielden van slow ballen (stootslagen) langs de honk lijnen.

normal 

Start:

  • men heeft twee fungo slagmannen nodig (coaches), twee catchers en alle binnenvelders.
  • Coach 1 gooit of slaat een grondbal of een stuiterbal naar het derde honk, die het dubbelspel op het tweede honk laat beginnen.
  • De tweede honkman maakt het dubbelspel en gooit naar de eerste honkman, die de bal naar de catcher terug tosst en in de fielding positie gaat staan.
  • De eerste honkman krijgt nu een grondbal van coach 2, begint het dubbelspel 3-4-3 en gaat terug naar zijn honk, om de aangooi van het tweed honk weer in ontvangst te nemen, de bal gaat daarna terug naar catcher 1.
  • Nu krijgt de korte stop een grondbal van coach 1 en begint het 6-4-3 dubbelspel.
  • De eerste honkman geeft de bal aan de catcher 2 en krijgt van coach 2 meteen weer een langzame grondbal in zijn richting die hij tegemoet loopt , field en naar het derde honk gooit. De derde honkman geeft de bal weer terug aan de catcher 1.
  • Coach 2 slaat nu naar de tweede honkman, die het 4-6-3 dubbelspel begint. De eerste honkman gooit de bal naar catcher 2.
  • Zodra de eerste honkman de aangooi van de tweede honkman gevangen heeft, rolt coach 1 een langzame grondbal richting het derde honk, die de derde honkman field en naar het eerste honk gooit. De bal gaat daarna terug naar catcher 1.

De drie series worden afzonderlijk of gelijk als hele oefening een paar keer herhaald, waarbij de coaches de ballen elke keer iets anders slaan, daarmee de spelers uit verschillende posities het dubbel spel beginnen, de aangooi moet maken.

 


Behind Me Drill/ Drop Step Drill.

De moeilijkste opgave voor een buitenvelder is over de spelers heengeslagen hoge ballen respectievelijk grondballen. De ballen in grensbereik, dus die moeilijk te vangen maar toch juist de bereikbare ballen moeten door gevorderde spelers voortdurend getraind worden, omdat falen bij zo’n bal ongeveer gelijk is aan een extra honkslag en omdat hij eigenlijk niet nodig is. Een ander argument hiervoor is: hoe beter de buitenvelder in teruglopen is, des te minder diep hoeft hij in standaard situaties spelen, wat een groot voordeel is omdat een overwegend aantal ballen voor de buitenvelder tussen het binnenveld en het buitenveld naar beneden valt. Staat hij echter niet zo diep, heeft hij grotere kansen, die vaker voorkomende korte hoge ballen en Texas leaguer te vangen.

Vooral bij de aanvang, moet de juiste techniek gebruikt worden: dropstep, explosieve start, sprinten naar de bal, banana route, wanneer de tijd goed is daarvoor, vangen of fielden, Crow Hop en een harde aangooi naar de relay man. Het beste traint men in de volgende moeilijkheidsniveau’s:

a)      De speler krijgt een hoog geslagen of geworpen hoge bal (eventueel tennisracket gebruiken) respectievelijk langzaam gerolde grondballen in een vooraf aangegeven richting, niet al te ver van de buitenvelder. Hierbij heeft de buitenvelder nog veel tijd om onder of achter de bal te komen.

b)     De ballen worden nog steeds hoog geworpen respectievelijk langzaam gerold nu alleen verder van de fielder, dat betekent, hij moet nu sneller reageren, mag geen inschattingsfouten maken en moet met een vaste en hoge snelheid sprinten.

c)      De ballen worden uit grotere verwijdering van een fungo slagman zo ver en hard geslagen dat de fielder nog net een kans heeft de bal te bereiken. Nu is ook geen banana route meer mogelijk maar Backrunning Catches, respectievelijk backrunning fielding nodig.

normal 

Variaties:

Als er niemand in de club zo goed en precies fungo’s kan slaan is deze oefening ook met Football pass methode’s mogelijk. De coach staat hierbij voor de fielder en wijst plotseling naar links of rechts. In deze richting maakt de fielder dan een drop step en loopt schuin naar achter in volle sprint, net alsof er een bal in die richting geslagen word. Nadat de fielder een paar meter gelopen heeft, gooit de coach een bal in zijn looprichting, bij gevorderde zo dat hun fielder er net nog bij kan, bij beginners hoger en niet zo ver, daarmee kan nog de banana route gemaakt worden. Daarbij roept hij op het moment van de aangooi “Bal”, waarop de fielder zonder zijn langzamer te sprinten of te onderbreken naar de bal kijkt, zijn looprichting dienovereenkomstig richten en tenslotte de bal vangt. Precies zo kan men een werpmachine daarvoor gebruiken, die hoge balen gooit. Men stelt de machine eenmaal in (bv. Hoge ballen op een bepaalde plek in het links- midveld) en zet de buitenvelders dienovereenkomstig neer, zodat het verstellen van de machine niet elke keer nodig is.

Het nadeel van de machine is dat de ballen altijd hetzelfde komen en de balrotatie vaak anders is als bij een geslagen bal.

 

 


 Toss Game.

De moeilijkheidsgraad ligt bij de toss game bij het leren van de verdedigende acties (cutoff relays). Het spel kan bij het begin van het seizoen zeer behulpzaam zijn, omdat het snel de sterke en de zwakke punten van het team in de verdediging laat zien.

  • iedere speler komt in een uur zes keer aan slag
  • de lopers krijgen veel gelegenheden, verschillende honkloop situaties te doorlopen (dat betekend goed te reageren)
  • de velders hebben de mogelijkheid om aan cut offs, relays, backing up, calling for flyballs en dubbelspelen te werken.
  • Omdat de ballen eenvoudig te slaan zijn, zijn er geen wachtpauzes, deze voert erna dat de oefening ook een conditieaspect krijgt
  • Het is leuk en bevordert de teamgeest.

normal 

De regels van het spel zijn:

(1)   elk team heeft tien spelers, vier fielders, vijf buitenvelders en een catcher

(2)   elke speler van team A (bezoekers) slaat eenmaal (eerste helft van de eerste inning) in de tweede helft van de eerste inning zijn de spelers van team B aan slag. Een zes innings spel zal zo ongeveer een uur duren

(3)   elke speler slaat een toss pitch, die door de catcher of door een neutrale speler word aangegooid:

(a)   een regelmatige toss (van vlak langs de thuisplaat)

(b)   een zachte toss (van voren, met een afstand van 5-10 meter met een lage snelheid, coach achter een scherm)

vanwege de eenvoud van de getosste ballen heeft iedere speler de mogelijkheid de bal hard weg te slaan en weliswaar de eerste pitch die hij krijgt (wat wederom het spel versnelt)

(4)   stelen en stootslagen worden niet toegestaan

(5)   op het eerste honk is een twee stappen grote afstand, op het tweede en het derde honk is een drie stappen grote afstand (lead) toegestaan

(6)   lopers mogen pas lopen als de bal geslagen word

(7)   alle situaties worden gespeeld ook al heeft men geen nul

(8)   elk team scoort:

(a)   als de loper op het tweede honk komt

(b)   als de loper op de thuisplaat komt.

 

 


Hitting Trough-Drill.

Er worden drie teams van 4 à 5 spelers gemaakt, van deze teams is er een in de aanval en de andere in de verdediging. Iedere speler van het aanvalsteam (in de schets de Xc) krijgt van de coach een toss en probeert de bal door de verdedigingsrijen (spelers van Xa en Xb) tegen de wand te slaan (line drive). Voor elke geslagen bal die tot de wand doorkomt, krijgt het team aan slag een punt (ballen die via het plafond tegen de wand komen tellen niet mee). Nadat elke speler van team C eenmaal aan de beurt is geweest komt team B aan slag en team A schuift naar voren toe, team C gaat dan op de tweede verdedigingslijn staan.

normal 

 

 

 


 Over The Line.

Het zogenaamde over the line honkbal is vooral aan de westkust van Amerika zeer populair en word daar (vergelijkbaar met Beach Volleybal) vaak op het strand gespeeld. Daar word een veld gemarkeerd die in de breedte maar een halve dimensie van het honkbal veld heeft. In plaats van een hoek van 90 graden moet men hier uitgaand van de thuisplaat maar een hoek van 45 graden leggen en legt zo ook een foutlijn vast. Als verdere markering voor het naar achter lopende open veld word de afstand van 16 meter vanaf de thuisplaat een lijn getrokken (parallel met de zijkant van de thuisplaat). Gebruikelijkerwijze bestaat een team uit vijf spelers, die men nog kan variëren. Het verdedigingsteam verdeeld zich over de 16 meter lange lijn de coach beslist waar iedereen komt te staan. Alle spelers van het aanvalsteam slaan maar een keer en op ballen die getosst worden door een speler uit eigen team. Ballen die buiten de foutlijn komen gelden niet en tellen als slag. Bij twee slag, ook bij een foutslag is de slagman uit, ook bij een gevangen hoge bal en wanneer de voorste verdediger de bal foutloos field. Passeert de bal een speler, valt de hoge bal of maakt de fielder een fout, dan geldt dat als een honkslag. Omdat in dit spel niet word honkgelopen stelt men de loper op het eerste honk als een soort geestspeler voor. Bij meer honkslagen van de tegenpartij lopen de geestlopers een honk verder, voor iedere geestloper die over de thuisplaat komt word een Run geteld. Slaat de slagman de bal over de laatste verdediger heen dan telt dat als een home run en alle geestlopers die op de honken stonden scoren dan. Nadat alle aanvallers hebben geslagen wisselt de beurt.

normal 

Variaties:

In plaats van getosste ballen kunnen de slagmensen ook van een peanutpaaltje slaan. Bij gevorderde kan de bal ook van voren gegooid worden (de pitcher gooit dan onderhands en moet bij gebruik van honkballen ten alle tijden beschermt worden door een scherm) of een slagmachine gebruiken. Echte pitch ballen mag men niet gebruiken, omdat het dan niet eerlijk verdeeld kan worden en het spel gaat dan afhangen van de worpen van de pitchers (het is niet eerlijk als er in een team een goede pitcher zit en bij het andere team een minder goede).