Verdediging
CATCHING
Het modelkind catcher is een praatgrage persoonlijkheid, met een snel stel hersens, die zelfvertrouwen uitstraalt. Het zou geweldig zijn, indien hij ook nog een sterke arm zou bezitten, maar snelheid en nauwkeurigheid kunnen deze tekortkoming compenseren, en het kan aangeleerd worden. De catcher moet a.h.w. de laatste verdediger van het team vormen, naar voren stappend om zijn teamgenoten eraan te herinneren, dat er twee nullen zijn, of om hun eraan te herinneren, wanneer de slagman waar de laatste keer de bal geslagen heeft. Indien de bal vanuit het veld komt, moet hij de cut-offman doorgeven, wat hij met de bal moet doen, DOOR, DOOR, !!!!! of PAK TWEE om de slagman, die naar het 2e honk sprint uit te maken. Kortom, de catcher moet een levende telefoonlijn zijn. Er zijn maar een paar fundamentele technieken, maar deze zijn wel absoluut:
De zit-positie.
Voor veel kinderen is het zeer beangstigend om zo dicht bij de zwaaiende knuppel te zijn. Maar toch moet hij zichzelf zo dicht mogelijk bij de slagman opstellen en wel om twee redenen:
VEILIGHEID:
Hoe verder hij weg zit, hoe meer kans hij loo om geraakt te worden door een foutslag. Een catcher die op veilige afstand gaat zitten zal in een reflexbeweging zijn blote hand voor zich uit strekken. Zit hij dichtbij, dan heeft hij geen tijd voor deze reflex. De dichtbij positie verzekert de pitcher ervan dat de slagballen gegeven worden daar waar ze geworpen zijn, i.p.v. daar waar ze gevangen worden. Scheidsrechters worden beïnvloed door de positie van de handschoen, als de bal gevangen wordt.
De hurkzit.
Als er niemand op de honken is, mag de vanger zo comfortabel mogelijk gaan zitten. Volledig doorgezakt , een knie op de grond, of hoe hij ook maar wil. Als er wel lopers op de honken zijn, moet hij laag doorbuigen met de linkervoet iets voor de rechter en zijn handschoen voor het midden van de plaat, juist onder het middel van de slagman.
Pas op voor gebroken vingers.
Totdat de bal in de handschoen komt, moet de catcher zijn rechterhand als een losse vuist houden, met de duim tegen het wijsvingerkootje. Uitgestoken vingers werken als magneten op foutslagen en dat doet pijn. Dat kan ik je wel verzekeren.
De snelle aangooi.
Test de arm van een catcher door hem naar het 2e honk te laten gooien. Maar zelfs de sterkste arm zal nooit de loper uitgooien, indien men de volgende beginselen van snelheid niet leert: De aangooi begint net van achter het oor. Het is een worp, niet met de hele arm uitgestrekt. Er is geen tijd om de bal helemaal achter het lichaam te brengen, om normaal te gooien. “6Neem een stap gericht naar het 2e honk en gooi. De achterste voet moet vast blijven staan vanaf het moment, dat de bal gevangen is. Deze basis beginselen zullen de normale werpkracht van de catcher doen afnemen, totdat het steeds weer herhalen, daarin verbetering brengt. Maar ze benadrukken wel het belangrijkste doel:
Nauwkeurigheid.
Het doet er niet toe of de aangooi een stuit maakt op zijn weg naar het 2e honk, zolang de afgelegde weg maar recht is. Een aangooi die over het hoofd gaat van de korte stop of 2e honkman, resulteert maar al te vaak in het feit dat de loper alle honken af kan lopen. En in geen tijd zal de catcher, indien hij gebruik maakt van de een-stap techniek, niets dan BULL-EYES op het 2e honk gooien.
De plaat blokkeren.
Als het erop aan komt bij de thuisplaat, moet de vanger zijn linker voet precies op de linkerpunt van de plaat zetten en wel zodanig, dat hij de bal in balans kan vangen. Als de vanger de voet op de punt van de plaat heeft, betekent dat, dat de loper vaak een sliding zal aanzetten. Dit heeft tot gevolg dat hij om de catcher heen moet sliden. Als de catcher de bal eenmaal in zijn handschoen heeft, is hij in een goede positie om deze loper te blokkeren.